Start >> Franse grammatica >> Les verbes être et avoir au présent
Les verbes être et avoir au présent
Franse grammatica tips met Frantastique.
Verbeter je Frans en test gratis onze online Franse lessen.
Les verbes être et avoir au présent
Être betekent ‘zijn’. We gebruiken het veel om onze nationaliteit of ons beroep te noemen, of om mensen en dingen te beschrijven.
être nl
être nl
Je suis
Tu es
Il est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
Tu es
Il est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
« Il est trop petit. »
Hij is te klein.
Avoir betekent ‘hebben’. We gebruiken het om onze leeftijd te noemen (anders dan in het Nederlands, dat daarvoor het werkwoord ‘zijn’ gebruikt), of om te praten over dingen die we bezitten.
avoir nl
avoir nl
J’ai
Tu as
Il a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Tu as
Il a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
« Il a une très jolie barbe »
Hij heeft een heel mooie baard.
Voorbeelden:
Victor Hugo est Français et il est écrivain. Victor Hugo is Frans en hij is schrijver.
Il a 210 ans et il a un livre dans la main. Hij is 210 jaar oud en hij heeft een boek in zijn hand.
Il a 210 ans et il a un livre dans la main. Hij is 210 jaar oud en hij heeft een boek in zijn hand.
Zo kom je verder...
Heb je nog steeds moeite met 'Les verbes être et avoir au présent'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze online Franse lessen en ontvang een gratis niveaubeoordeling!
Heb je een tip om fouten te voorkomen met 'Les verbes être et avoir au présent'? Deel hem met ons!
Schaaf je Frans bij en test Frantastique, de online Franse lessen.