Werkwoordvervoeging

Betteln

Indikativ

Präsens

  • ich bettle
  • du bettelst
  • er/sie/es bettelt
  • wir betteln
  • ihr bettelt
  • sie/Sie betteln

Präteritum

  • ich bettelte
  • du betteltest
  • er/sie/es bettelte
  • wir bettelten
  • ihr betteltet
  • sie/Sie bettelten

Perfekt

  • ich habe gebettelt
  • du hast gebettelt
  • er/sie/es hat gebettelt
  • wir haben gebettelt
  • ihr habt gebettelt
  • sie/Sie haben gebettelt

Plusquamperfekt

  • ich hatte gebettelt
  • du hattest gebettelt
  • er/sie/es hatte gebettelt
  • wir hatten gebettelt
  • ihr hattet gebettelt
  • sie/Sie hatten gebettelt

Futur 1

  • ich werde betteln
  • du wirst betteln
  • er/sie/es wird betteln
  • wir werden betteln
  • ihr werdet betteln
  • sie/Sie werden betteln

Futur 2

  • ich werde gebettelt haben
  • du wirst gebettelt haben
  • er/sie/es wird gebettelt haben
  • wir werden gebettelt haben
  • ihr werdet gebettelt haben
  • sie/Sie werden gebettelt haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich bettle
  • du bettelst
  • er/sie/es bettle
  • wir betteln
  • ihr bettelt
  • sie/Sie betteln

II Präteritum

  • ich bettelte
  • du betteltest
  • er/sie/es bettelte
  • wir bettelten
  • ihr betteltet
  • sie/Sie bettelten

I Perfekt

  • ich habe gebettelt
  • du habest gebettelt
  • er/sie/es habe gebettelt
  • wir haben gebettelt
  • ihr habet gebettelt
  • sie/Sie haben gebettelt

I Futur 1

  • ich werde betteln
  • du werdest betteln
  • er/sie/es werde betteln
  • wir werden betteln
  • ihr werdet betteln
  • sie/Sie werden betteln

I Futur 2

  • ich werde gebettelt haben
  • du werdest gebettelt haben
  • er/sie/es werde gebettelt haben
  • wir werden gebettelt haben
  • ihr werdet gebettelt haben
  • sie/Sie werden gebettelt haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gebettelt
  • du hättest gebettelt
  • er/sie/es hätte gebettelt
  • wir hätten gebettelt
  • ihr hättet gebettelt
  • sie/Sie hätten gebettelt

II Futur 1

  • ich würde betteln
  • du würdest betteln
  • er/sie/es würde betteln
  • wir würden betteln
  • ihr würdet betteln
  • sie/Sie würden betteln

II Futur 2

  • ich würde gebettelt haben
  • du würdest gebettelt haben
  • er/sie/es würde gebettelt haben
  • wir würden gebettelt haben
  • ihr würdet gebettelt haben
  • sie/Sie würden gebettelt haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Bettle! / (du) Bettele!
  • (wir) Betteln wir!
  • (ihr) Bettelt!
  • (Sie) Betteln Sie!

Partizip

Präsens

  • bettelnd

Perfekt

  • gebettelt

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Betteln,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Betteln? Typ gewoon Betteln in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: