Werkwoordvervoeging

Bummern

Indikativ

Präsens

  • ich bummere
  • du bummerst
  • er/sie/es bummert
  • wir bummern
  • ihr bummert
  • sie/Sie bummern

Präteritum

  • ich bummerte
  • du bummertest
  • er/sie/es bummerte
  • wir bummerten
  • ihr bummertet
  • sie/Sie bummerten

Perfekt

  • ich habe gebummert
  • du hast gebummert
  • er/sie/es hat gebummert
  • wir haben gebummert
  • ihr habt gebummert
  • sie/Sie haben gebummert

Plusquamperfekt

  • ich hatte gebummert
  • du hattest gebummert
  • er/sie/es hatte gebummert
  • wir hatten gebummert
  • ihr hattet gebummert
  • sie/Sie hatten gebummert

Futur 1

  • ich werde bummern
  • du wirst bummern
  • er/sie/es wird bummern
  • wir werden bummern
  • ihr werdet bummern
  • sie/Sie werden bummern

Futur 2

  • ich werde gebummert haben
  • du wirst gebummert haben
  • er/sie/es wird gebummert haben
  • wir werden gebummert haben
  • ihr werdet gebummert haben
  • sie/Sie werden gebummert haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich bummere
  • du bummerest
  • er/sie/es bummere
  • wir bummeren
  • ihr bummeret
  • sie/Sie bummeren

II Präteritum

  • ich bummerte
  • du bummertest
  • er/sie/es bummerte
  • wir bummerten
  • ihr bummertet
  • sie/Sie bummerten

I Perfekt

  • ich habe gebummert
  • du habest gebummert
  • er/sie/es habe gebummert
  • wir haben gebummert
  • ihr habet gebummert
  • sie/Sie haben gebummert

I Futur 1

  • ich werde bummern
  • du werdest bummern
  • er/sie/es werde bummern
  • wir werden bummern
  • ihr werdet bummern
  • sie/Sie werden bummern

I Futur 2

  • ich werde gebummert haben
  • du werdest gebummert haben
  • er/sie/es werde gebummert haben
  • wir werden gebummert haben
  • ihr werdet gebummert haben
  • sie/Sie werden gebummert haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gebummert
  • du hättest gebummert
  • er/sie/es hätte gebummert
  • wir hätten gebummert
  • ihr hättet gebummert
  • sie/Sie hätten gebummert

II Futur 1

  • ich würde bummern
  • du würdest bummern
  • er/sie/es würde bummern
  • wir würden bummern
  • ihr würdet bummern
  • sie/Sie würden bummern

II Futur 2

  • ich würde gebummert haben
  • du würdest gebummert haben
  • er/sie/es würde gebummert haben
  • wir würden gebummert haben
  • ihr würdet gebummert haben
  • sie/Sie würden gebummert haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Bummere! / (du) Bummer! / (du) Bummre!
  • (wir) Bummern wir!
  • (ihr) Bummert!
  • (Sie) Bummern Sie!

Partizip

Präsens

  • bummernd

Perfekt

  • gebummert

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Bummern,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Bummern? Typ gewoon Bummern in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: