Duitse werkwoorden vervoegen

Werkwoordvervoeging

Vervoegen Erfliegen In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich erfliege
  • du erfliegst
  • er/sie/es erfliegt
  • wir erfliegen
  • ihr erfliegt
  • sie/Sie erfliegen

Präteritum

  • ich erflog
  • du erflogst
  • er/sie/es erflog
  • wir erflogen
  • ihr erflogt
  • sie/Sie erflogen

Perfekt

  • ich habe erflogen
  • du hast erflogen
  • er/sie/es hat erflogen
  • wir haben erflogen
  • ihr habt erflogen
  • sie/Sie haben erflogen

Plusquamperfekt

  • ich hatte erflogen
  • du hattest erflogen
  • er/sie/es hatte erflogen
  • wir hatten erflogen
  • ihr hattet erflogen
  • sie/Sie hatten erflogen

Futur 1

  • ich werde erfliegen
  • du wirst erfliegen
  • er/sie/es wird erfliegen
  • wir werden erfliegen
  • ihr werdet erfliegen
  • sie/Sie werden erfliegen

Futur 2

  • ich werde erflogen haben
  • du wirst erflogen haben
  • er/sie/es wird erflogen haben
  • wir werden erflogen haben
  • ihr werdet erflogen haben
  • sie/Sie werden erflogen haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich erfliege
  • du erfliegest
  • er/sie/es erfliege
  • wir erfliegen
  • ihr erflieget
  • sie/Sie erfliegen

II Präteritum

  • ich erflöge
  • du erflögest
  • er/sie/es erflöge
  • wir erflögen
  • ihr erflöget
  • sie/Sie erflögen

I Perfekt

  • ich habe erflogen
  • du habest erflogen
  • er/sie/es habe erflogen
  • wir haben erflogen
  • ihr habet erflogen
  • sie/Sie haben erflogen

I Futur 1

  • ich werde erfliegen
  • du werdest erfliegen
  • er/sie/es werde erfliegen
  • wir werden erfliegen
  • ihr werdet erfliegen
  • sie/Sie werden erfliegen

I Futur 2

  • ich werde erflogen haben
  • du werdest erflogen haben
  • er/sie/es werde erflogen haben
  • wir werden erflogen haben
  • ihr werdet erflogen haben
  • sie/Sie werden erflogen haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte erflogen
  • du hättest erflogen
  • er/sie/es hätte erflogen
  • wir hätten erflogen
  • ihr hättet erflogen
  • sie/Sie hätten erflogen

II Futur 1

  • ich würde erfliegen
  • du würdest erfliegen
  • er/sie/es würde erfliegen
  • wir würden erfliegen
  • ihr würdet erfliegen
  • sie/Sie würden erfliegen

II Futur 2

  • ich würde erflogen haben
  • du würdest erflogen haben
  • er/sie/es würde erflogen haben
  • wir würden erflogen haben
  • ihr würdet erflogen haben
  • sie/Sie würden erflogen haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Erfliege! / (du) Erflieg!
  • (wir) Erfliegen wir!
  • (ihr) Erfliegt!
  • (Sie) Erfliegen Sie!

Partizip

Präsens

  • erfliegend

Perfekt

  • erflogen
Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Erfliegen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Erfliegen? Typ gewoon Erfliegen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: