Werkwoordvervoeging

Vervoegen Kargen In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich karge
  • du kargst
  • er/sie/es kargt
  • wir kargen
  • ihr kargt
  • sie/Sie kargen

Präteritum

  • ich kargte
  • du kargtest
  • er/sie/es kargte
  • wir kargten
  • ihr kargtet
  • sie/Sie kargten

Perfekt

  • ich habe gekargt
  • du hast gekargt
  • er/sie/es hat gekargt
  • wir haben gekargt
  • ihr habt gekargt
  • sie/Sie haben gekargt

Plusquamperfekt

  • ich hatte gekargt
  • du hattest gekargt
  • er/sie/es hatte gekargt
  • wir hatten gekargt
  • ihr hattet gekargt
  • sie/Sie hatten gekargt

Futur 1

  • ich werde kargen
  • du wirst kargen
  • er/sie/es wird kargen
  • wir werden kargen
  • ihr werdet kargen
  • sie/Sie werden kargen

Futur 2

  • ich werde gekargt haben
  • du wirst gekargt haben
  • er/sie/es wird gekargt haben
  • wir werden gekargt haben
  • ihr werdet gekargt haben
  • sie/Sie werden gekargt haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich karge
  • du kargest
  • er/sie/es karge
  • wir kargen
  • ihr karget
  • sie/Sie kargen

II Präteritum

  • ich kargte
  • du kargtest
  • er/sie/es kargte
  • wir kargten
  • ihr kargtet
  • sie/Sie kargten

I Perfekt

  • ich habe gekargt
  • du habest gekargt
  • er/sie/es habe gekargt
  • wir haben gekargt
  • ihr habet gekargt
  • sie/Sie haben gekargt

I Futur 1

  • ich werde kargen
  • du werdest kargen
  • er/sie/es werde kargen
  • wir werden kargen
  • ihr werdet kargen
  • sie/Sie werden kargen

I Futur 2

  • ich werde gekargt haben
  • du werdest gekargt haben
  • er/sie/es werde gekargt haben
  • wir werden gekargt haben
  • ihr werdet gekargt haben
  • sie/Sie werden gekargt haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gekargt
  • du hättest gekargt
  • er/sie/es hätte gekargt
  • wir hätten gekargt
  • ihr hättet gekargt
  • sie/Sie hätten gekargt

II Futur 1

  • ich würde kargen
  • du würdest kargen
  • er/sie/es würde kargen
  • wir würden kargen
  • ihr würdet kargen
  • sie/Sie würden kargen

II Futur 2

  • ich würde gekargt haben
  • du würdest gekargt haben
  • er/sie/es würde gekargt haben
  • wir würden gekargt haben
  • ihr würdet gekargt haben
  • sie/Sie würden gekargt haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Karge! / (du) Karg!
  • (wir) Kargen wir!
  • (ihr) Kargt!
  • (Sie) Kargen Sie!

Partizip

Präsens

  • kargend

Perfekt

  • gekargt

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Kargen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Kargen? Typ gewoon Kargen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: