Werkwoordvervoeging

Vervoegen Metzeln In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich metzele
  • du metzelst
  • er/sie/es metzelt
  • wir metzeln
  • ihr metzelt
  • sie/Sie metzeln

Präteritum

  • ich metzelte
  • du metzeltest
  • er/sie/es metzelte
  • wir metzelten
  • ihr metzeltet
  • sie/Sie metzelten

Perfekt

  • ich habe gemetzelt
  • du hast gemetzelt
  • er/sie/es hat gemetzelt
  • wir haben gemetzelt
  • ihr habt gemetzelt
  • sie/Sie haben gemetzelt

Plusquamperfekt

  • ich hatte gemetzelt
  • du hattest gemetzelt
  • er/sie/es hatte gemetzelt
  • wir hatten gemetzelt
  • ihr hattet gemetzelt
  • sie/Sie hatten gemetzelt

Futur 1

  • ich werde metzeln
  • du wirst metzeln
  • er/sie/es wird metzeln
  • wir werden metzeln
  • ihr werdet metzeln
  • sie/Sie werden metzeln

Futur 2

  • ich werde gemetzelt haben
  • du wirst gemetzelt haben
  • er/sie/es wird gemetzelt haben
  • wir werden gemetzelt haben
  • ihr werdet gemetzelt haben
  • sie/Sie werden gemetzelt haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich metzele
  • du metzelst
  • er/sie/es metzle
  • wir metzeln
  • ihr metzelt
  • sie/Sie metzeln

II Präteritum

  • ich metzelte
  • du metzeltest
  • er/sie/es metzelte
  • wir metzelten
  • ihr metzeltet
  • sie/Sie metzelten

I Perfekt

  • ich habe gemetzelt
  • du habest gemetzelt
  • er/sie/es habe gemetzelt
  • wir haben gemetzelt
  • ihr habet gemetzelt
  • sie/Sie haben gemetzelt

I Futur 1

  • ich werde metzeln
  • du werdest metzeln
  • er/sie/es werde metzeln
  • wir werden metzeln
  • ihr werdet metzeln
  • sie/Sie werden metzeln

I Futur 2

  • ich werde gemetzelt haben
  • du werdest gemetzelt haben
  • er/sie/es werde gemetzelt haben
  • wir werden gemetzelt haben
  • ihr werdet gemetzelt haben
  • sie/Sie werden gemetzelt haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gemetzelt
  • du hättest gemetzelt
  • er/sie/es hätte gemetzelt
  • wir hätten gemetzelt
  • ihr hättet gemetzelt
  • sie/Sie hätten gemetzelt

II Futur 1

  • ich würde metzeln
  • du würdest metzeln
  • er/sie/es würde metzeln
  • wir würden metzeln
  • ihr würdet metzeln
  • sie/Sie würden metzeln

II Futur 2

  • ich würde gemetzelt haben
  • du würdest gemetzelt haben
  • er/sie/es würde gemetzelt haben
  • wir würden gemetzelt haben
  • ihr würdet gemetzelt haben
  • sie/Sie würden gemetzelt haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Metzle! / (du) Metzele!
  • (wir) Metzeln wir!
  • (ihr) Metzelt!
  • (Sie) Metzeln Sie!

Partizip

Präsens

  • metzelnd

Perfekt

  • gemetzelt

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Metzeln,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Metzeln? Typ gewoon Metzeln in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: