Werkwoordvervoeging
Vervoegen Predigen In het DuitsIndikativ
Präsens
- ich predige
- du predigst
- er/sie/es predigt
- wir predigen
- ihr predigt
- sie/Sie predigen
Präteritum
- ich predigte
- du predigtest
- er/sie/es predigte
- wir predigten
- ihr predigtet
- sie/Sie predigten
Perfekt
- ich habe gepredigt
- du hast gepredigt
- er/sie/es hat gepredigt
- wir haben gepredigt
- ihr habt gepredigt
- sie/Sie haben gepredigt
Plusquamperfekt
- ich hatte gepredigt
- du hattest gepredigt
- er/sie/es hatte gepredigt
- wir hatten gepredigt
- ihr hattet gepredigt
- sie/Sie hatten gepredigt
Futur 1
- ich werde predigen
- du wirst predigen
- er/sie/es wird predigen
- wir werden predigen
- ihr werdet predigen
- sie/Sie werden predigen
Futur 2
- ich werde gepredigt haben
- du wirst gepredigt haben
- er/sie/es wird gepredigt haben
- wir werden gepredigt haben
- ihr werdet gepredigt haben
- sie/Sie werden gepredigt haben
Konjunktiv
I Präsens
- ich predige
- du predigest
- er/sie/es predige
- wir predigen
- ihr prediget
- sie/Sie predigen
II Präteritum
- ich predigte
- du predigtest
- er/sie/es predigte
- wir predigten
- ihr predigtet
- sie/Sie predigten
I Perfekt
- ich habe gepredigt
- du habest gepredigt
- er/sie/es habe gepredigt
- wir haben gepredigt
- ihr habet gepredigt
- sie/Sie haben gepredigt
I Futur 1
- ich werde predigen
- du werdest predigen
- er/sie/es werde predigen
- wir werden predigen
- ihr werdet predigen
- sie/Sie werden predigen
I Futur 2
- ich werde gepredigt haben
- du werdest gepredigt haben
- er/sie/es werde gepredigt haben
- wir werden gepredigt haben
- ihr werdet gepredigt haben
- sie/Sie werden gepredigt haben
II Plusquamperfekt
- ich hätte gepredigt
- du hättest gepredigt
- er/sie/es hätte gepredigt
- wir hätten gepredigt
- ihr hättet gepredigt
- sie/Sie hätten gepredigt
II Futur 1
- ich würde predigen
- du würdest predigen
- er/sie/es würde predigen
- wir würden predigen
- ihr würdet predigen
- sie/Sie würden predigen
II Futur 2
- ich würde gepredigt haben
- du würdest gepredigt haben
- er/sie/es würde gepredigt haben
- wir würden gepredigt haben
- ihr würdet gepredigt haben
- sie/Sie würden gepredigt haben
Imperativ
Präsens
- (du) Predige! / (du) Predig!
- (wir) Predigen wir!
- (ihr) Predigt!
- (Sie) Predigen Sie!
Partizip
Präsens
- predigend
Perfekt
- gepredigt
Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Predigen,bekijk dan onze Duitse lessen!!
Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc.
Niet zeker hoe je een werkwoord moet Predigen? Typ gewoon Predigen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen!
Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps:
Download gratis onze vervoeg-apps: