Duitse werkwoorden vervoegen

Werkwoordvervoeging

Vervoegen Satteln In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich sattle
  • du sattelst
  • er/sie/es sattelt
  • wir satteln
  • ihr sattelt
  • sie/Sie satteln

Präteritum

  • ich sattelte
  • du satteltest
  • er/sie/es sattelte
  • wir sattelten
  • ihr satteltet
  • sie/Sie sattelten

Perfekt

  • ich habe gesattelt
  • du hast gesattelt
  • er/sie/es hat gesattelt
  • wir haben gesattelt
  • ihr habt gesattelt
  • sie/Sie haben gesattelt

Plusquamperfekt

  • ich hatte gesattelt
  • du hattest gesattelt
  • er/sie/es hatte gesattelt
  • wir hatten gesattelt
  • ihr hattet gesattelt
  • sie/Sie hatten gesattelt

Futur 1

  • ich werde satteln
  • du wirst satteln
  • er/sie/es wird satteln
  • wir werden satteln
  • ihr werdet satteln
  • sie/Sie werden satteln

Futur 2

  • ich werde gesattelt haben
  • du wirst gesattelt haben
  • er/sie/es wird gesattelt haben
  • wir werden gesattelt haben
  • ihr werdet gesattelt haben
  • sie/Sie werden gesattelt haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich sattle
  • du sattelst
  • er/sie/es sattle
  • wir satteln
  • ihr sattelt
  • sie/Sie satteln

II Präteritum

  • ich sattelte
  • du satteltest
  • er/sie/es sattelte
  • wir sattelten
  • ihr satteltet
  • sie/Sie sattelten

I Perfekt

  • ich habe gesattelt
  • du habest gesattelt
  • er/sie/es habe gesattelt
  • wir haben gesattelt
  • ihr habet gesattelt
  • sie/Sie haben gesattelt

I Futur 1

  • ich werde satteln
  • du werdest satteln
  • er/sie/es werde satteln
  • wir werden satteln
  • ihr werdet satteln
  • sie/Sie werden satteln

I Futur 2

  • ich werde gesattelt haben
  • du werdest gesattelt haben
  • er/sie/es werde gesattelt haben
  • wir werden gesattelt haben
  • ihr werdet gesattelt haben
  • sie/Sie werden gesattelt haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gesattelt
  • du hättest gesattelt
  • er/sie/es hätte gesattelt
  • wir hätten gesattelt
  • ihr hättet gesattelt
  • sie/Sie hätten gesattelt

II Futur 1

  • ich würde satteln
  • du würdest satteln
  • er/sie/es würde satteln
  • wir würden satteln
  • ihr würdet satteln
  • sie/Sie würden satteln

II Futur 2

  • ich würde gesattelt haben
  • du würdest gesattelt haben
  • er/sie/es würde gesattelt haben
  • wir würden gesattelt haben
  • ihr würdet gesattelt haben
  • sie/Sie würden gesattelt haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Sattle! / (du) Sattele!
  • (wir) Satteln wir!
  • (ihr) Sattelt!
  • (Sie) Satteln Sie!

Partizip

Präsens

  • sattelnd

Perfekt

  • gesattelt
Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Satteln,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Satteln? Typ gewoon Satteln in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: