Werkwoordvervoeging

Vervoegen Validieren In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich validiere
  • du validierst
  • er/sie/es validiert
  • wir validieren
  • ihr validiert
  • sie/Sie validieren

Präteritum

  • ich validierte
  • du validiertest
  • er/sie/es validierte
  • wir validierten
  • ihr validiertet
  • sie/Sie validierten

Perfekt

  • ich habe validiert
  • du hast validiert
  • er/sie/es hat validiert
  • wir haben validiert
  • ihr habt validiert
  • sie/Sie haben validiert

Plusquamperfekt

  • ich hatte validiert
  • du hattest validiert
  • er/sie/es hatte validiert
  • wir hatten validiert
  • ihr hattet validiert
  • sie/Sie hatten validiert

Futur 1

  • ich werde validieren
  • du wirst validieren
  • er/sie/es wird validieren
  • wir werden validieren
  • ihr werdet validieren
  • sie/Sie werden validieren

Futur 2

  • ich werde validiert haben
  • du wirst validiert haben
  • er/sie/es wird validiert haben
  • wir werden validiert haben
  • ihr werdet validiert haben
  • sie/Sie werden validiert haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich validiere
  • du validierest
  • er/sie/es validiere
  • wir validieren
  • ihr validieret
  • sie/Sie validieren

II Präteritum

  • ich validierte
  • du validiertest
  • er/sie/es validierte
  • wir validierten
  • ihr validiertet
  • sie/Sie validierten

I Perfekt

  • ich habe validiert
  • du habest validiert
  • er/sie/es habe validiert
  • wir haben validiert
  • ihr habet validiert
  • sie/Sie haben validiert

I Futur 1

  • ich werde validieren
  • du werdest validieren
  • er/sie/es werde validieren
  • wir werden validieren
  • ihr werdet validieren
  • sie/Sie werden validieren

I Futur 2

  • ich werde validiert haben
  • du werdest validiert haben
  • er/sie/es werde validiert haben
  • wir werden validiert haben
  • ihr werdet validiert haben
  • sie/Sie werden validiert haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte validiert
  • du hättest validiert
  • er/sie/es hätte validiert
  • wir hätten validiert
  • ihr hättet validiert
  • sie/Sie hätten validiert

II Futur 1

  • ich würde validieren
  • du würdest validieren
  • er/sie/es würde validieren
  • wir würden validieren
  • ihr würdet validieren
  • sie/Sie würden validieren

II Futur 2

  • ich würde validiert haben
  • du würdest validiert haben
  • er/sie/es würde validiert haben
  • wir würden validiert haben
  • ihr würdet validiert haben
  • sie/Sie würden validiert haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Validiere!
  • (wir) Validieren wir!
  • (ihr) Validiert!
  • (Sie) Validieren Sie!

Partizip

Präsens

  • validierend

Perfekt

  • validiert

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Validieren,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Validieren? Typ gewoon Validieren in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: