Duitse werkwoorden vervoegen

Werkwoordvervoeging

Verflechten

Indikativ

Präsens

  • ich verflechte
  • du verflechtest
  • er/sie/es verflechtet
  • wir verflechten
  • ihr verflechtet
  • sie/Sie verflechten

Präteritum

  • ich verflocht
  • du verflochtest
  • er/sie/es verflocht
  • wir verflochten
  • ihr verflochtet
  • sie/Sie verflochten

Perfekt

  • ich habe verflochten
  • du hast verflochten
  • er/sie/es hat verflochten
  • wir haben verflochten
  • ihr habt verflochten
  • sie/Sie haben verflochten

Plusquamperfekt

  • ich hatte verflochten
  • du hattest verflochten
  • er/sie/es hatte verflochten
  • wir hatten verflochten
  • ihr hattet verflochten
  • sie/Sie hatten verflochten

Futur 1

  • ich werde verflechten
  • du wirst verflechten
  • er/sie/es wird verflechten
  • wir werden verflechten
  • ihr werdet verflechten
  • sie/Sie werden verflechten

Futur 2

  • ich werde verflochten haben
  • du wirst verflochten haben
  • er/sie/es wird verflochten haben
  • wir werden verflochten haben
  • ihr werdet verflochten haben
  • sie/Sie werden verflochten haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich verflechte
  • du verflechtest
  • er/sie/es verflechte
  • wir verflechten
  • ihr verflechtet
  • sie/Sie verflechten

II Präteritum

  • ich verflöchte
  • du verflöchtest
  • er/sie/es verflöchte
  • wir verflöchten
  • ihr verflöchtet
  • sie/Sie verflöchten

I Perfekt

  • ich habe verflochten
  • du habest verflochten
  • er/sie/es habe verflochten
  • wir haben verflochten
  • ihr habet verflochten
  • sie/Sie haben verflochten

I Futur 1

  • ich werde verflechten
  • du werdest verflechten
  • er/sie/es werde verflechten
  • wir werden verflechten
  • ihr werdet verflechten
  • sie/Sie werden verflechten

I Futur 2

  • ich werde verflochten haben
  • du werdest verflochten haben
  • er/sie/es werde verflochten haben
  • wir werden verflochten haben
  • ihr werdet verflochten haben
  • sie/Sie werden verflochten haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte verflochten
  • du hättest verflochten
  • er/sie/es hätte verflochten
  • wir hätten verflochten
  • ihr hättet verflochten
  • sie/Sie hätten verflochten

II Futur 1

  • ich würde verflechten
  • du würdest verflechten
  • er/sie/es würde verflechten
  • wir würden verflechten
  • ihr würdet verflechten
  • sie/Sie würden verflechten

II Futur 2

  • ich würde verflochten haben
  • du würdest verflochten haben
  • er/sie/es würde verflochten haben
  • wir würden verflochten haben
  • ihr würdet verflochten haben
  • sie/Sie würden verflochten haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Verflichte! / (du) Verflicht!
  • (wir) Verflechten wir!
  • (ihr) Verflechtet!
  • (Sie) Verflechten Sie!

Partizip

Präsens

  • verflechtend

Perfekt

  • verflochten
Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Verflechten,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Verflechten? Typ gewoon Verflechten in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: