Werkwoordvervoeging

Verfliegen

Indikativ

Präsens

  • ich verfliege
  • du verfliegst
  • er/sie/es verfliegt
  • wir verfliegen
  • ihr verfliegt
  • sie/Sie verfliegen

Präteritum

  • ich verflog
  • du verflogst
  • er/sie/es verflog
  • wir verflogen
  • ihr verflogt
  • sie/Sie verflogen

Perfekt

  • ich habe verflogen
  • du hast verflogen
  • er/sie/es hat verflogen
  • wir haben verflogen
  • ihr habt verflogen
  • sie/Sie haben verflogen

Plusquamperfekt

  • ich hatte verflogen
  • du hattest verflogen
  • er/sie/es hatte verflogen
  • wir hatten verflogen
  • ihr hattet verflogen
  • sie/Sie hatten verflogen

Futur 1

  • ich werde verfliegen
  • du wirst verfliegen
  • er/sie/es wird verfliegen
  • wir werden verfliegen
  • ihr werdet verfliegen
  • sie/Sie werden verfliegen

Futur 2

  • ich werde verflogen haben
  • du wirst verflogen haben
  • er/sie/es wird verflogen haben
  • wir werden verflogen haben
  • ihr werdet verflogen haben
  • sie/Sie werden verflogen haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich verfliege
  • du verfliegest
  • er/sie/es verfliege
  • wir verfliegen
  • ihr verflieget
  • sie/Sie verfliegen

II Präteritum

  • ich verflöge
  • du verflögest
  • er/sie/es verflöge
  • wir verflögen
  • ihr verflöget
  • sie/Sie verflögen

I Perfekt

  • ich habe verflogen
  • du habest verflogen
  • er/sie/es habe verflogen
  • wir haben verflogen
  • ihr habet verflogen
  • sie/Sie haben verflogen

I Futur 1

  • ich werde verfliegen
  • du werdest verfliegen
  • er/sie/es werde verfliegen
  • wir werden verfliegen
  • ihr werdet verfliegen
  • sie/Sie werden verfliegen

I Futur 2

  • ich werde verflogen haben
  • du werdest verflogen haben
  • er/sie/es werde verflogen haben
  • wir werden verflogen haben
  • ihr werdet verflogen haben
  • sie/Sie werden verflogen haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte verflogen
  • du hättest verflogen
  • er/sie/es hätte verflogen
  • wir hätten verflogen
  • ihr hättet verflogen
  • sie/Sie hätten verflogen

II Futur 1

  • ich würde verfliegen
  • du würdest verfliegen
  • er/sie/es würde verfliegen
  • wir würden verfliegen
  • ihr würdet verfliegen
  • sie/Sie würden verfliegen

II Futur 2

  • ich würde verflogen haben
  • du würdest verflogen haben
  • er/sie/es würde verflogen haben
  • wir würden verflogen haben
  • ihr würdet verflogen haben
  • sie/Sie würden verflogen haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Verfliege! / (du) Verflieg!
  • (wir) Verfliegen wir!
  • (ihr) Verfliegt!
  • (Sie) Verfliegen Sie!

Partizip

Präsens

  • verfliegend

Perfekt

  • verflogen

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Verfliegen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Verfliegen? Typ gewoon Verfliegen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: