Werkwoordvervoeging

Verplanen

Indikativ

Präsens

  • ich verplane
  • du verplanst
  • er/sie/es verplant
  • wir verplanen
  • ihr verplanet
  • sie/Sie verplanen

Präteritum

  • ich verplante
  • du verplantest
  • er/sie/es verplante
  • wir verplanten
  • ihr verplantet
  • sie/Sie verplanten

Perfekt

  • ich habe verplant
  • du hast verplant
  • er/sie/es hat verplant
  • wir haben verplant
  • ihr habt verplant
  • sie/Sie haben verplant

Plusquamperfekt

  • ich hatte verplant
  • du hattest verplant
  • er/sie/es hatte verplant
  • wir hatten verplant
  • ihr hattet verplant
  • sie/Sie hatten verplant

Futur 1

  • ich werde verplanen
  • du wirst verplanen
  • er/sie/es wird verplanen
  • wir werden verplanen
  • ihr werdet verplanen
  • sie/Sie werden verplanen

Futur 2

  • ich werde verplant haben
  • du wirst verplant haben
  • er/sie/es wird verplant haben
  • wir werden verplant haben
  • ihr werdet verplant haben
  • sie/Sie werden verplant haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich verplane
  • du verplanest
  • er/sie/es verplane
  • wir verplanen
  • ihr verplanet
  • sie/Sie verplanen

II Präteritum

  • ich verplante
  • du verplantest
  • er/sie/es verplante
  • wir verplanten
  • ihr verplantet
  • sie/Sie verplanten

I Perfekt

  • ich habe verplant
  • du habest verplant
  • er/sie/es habe verplant
  • wir haben verplant
  • ihr habet verplant
  • sie/Sie haben verplant

I Futur 1

  • ich werde verplanen
  • du werdest verplanen
  • er/sie/es werde verplanen
  • wir werden verplanen
  • ihr werdet verplanen
  • sie/Sie werden verplanen

I Futur 2

  • ich werde verplant haben
  • du werdest verplant haben
  • er/sie/es werde verplant haben
  • wir werden verplant haben
  • ihr werdet verplant haben
  • sie/Sie werden verplant haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte verplant
  • du hättest verplant
  • er/sie/es hätte verplant
  • wir hätten verplant
  • ihr hättet verplant
  • sie/Sie hätten verplant

II Futur 1

  • ich würde verplanen
  • du würdest verplanen
  • er/sie/es würde verplanen
  • wir würden verplanen
  • ihr würdet verplanen
  • sie/Sie würden verplanen

II Futur 2

  • ich würde verplant haben
  • du würdest verplant haben
  • er/sie/es würde verplant haben
  • wir würden verplant haben
  • ihr würdet verplant haben
  • sie/Sie würden verplant haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Verplane!
  • (wir) Verplanen wir!
  • (ihr) Verplant!
  • (Sie) Verplanen Sie!

Partizip

Präsens

  • verplanend

Perfekt

  • verplant

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Verplanen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Verplanen? Typ gewoon Verplanen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: