Werkwoordvervoeging

Zernagen

Indikativ

Präsens

  • ich zernage
  • du zernagst
  • er/sie/es zernagt
  • wir zernagen
  • ihr zernagt
  • sie/Sie zernagen

Präteritum

  • ich zernagte
  • du zernagtest
  • er/sie/es zernagte
  • wir zernagten
  • ihr zernagtet
  • sie/Sie zernagten

Perfekt

  • ich habe zernagt
  • du hast zernagt
  • er/sie/es hat zernagt
  • wir haben zernagt
  • ihr habt zernagt
  • sie/Sie haben zernagt

Plusquamperfekt

  • ich hatte zernagt
  • du hattest zernagt
  • er/sie/es hatte zernagt
  • wir hatten zernagt
  • ihr hattet zernagt
  • sie/Sie hatten zernagt

Futur 1

  • ich werde zernagen
  • du wirst zernagen
  • er/sie/es wird zernagen
  • wir werden zernagen
  • ihr werdet zernagen
  • sie/Sie werden zernagen

Futur 2

  • ich werde zernagt haben
  • du wirst zernagt haben
  • er/sie/es wird zernagt haben
  • wir werden zernagt haben
  • ihr werdet zernagt haben
  • sie/Sie werden zernagt haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich zernage
  • du zernagest
  • er/sie/es zernage
  • wir zernagen
  • ihr zernaget
  • sie/Sie zernagen

II Präteritum

  • ich zernagte
  • du zernagtest
  • er/sie/es zernagte
  • wir zernagten
  • ihr zernagtet
  • sie/Sie zernagten

I Perfekt

  • ich habe zernagt
  • du habest zernagt
  • er/sie/es habe zernagt
  • wir haben zernagt
  • ihr habet zernagt
  • sie/Sie haben zernagt

I Futur 1

  • ich werde zernagen
  • du werdest zernagen
  • er/sie/es werde zernagen
  • wir werden zernagen
  • ihr werdet zernagen
  • sie/Sie werden zernagen

I Futur 2

  • ich werde zernagt haben
  • du werdest zernagt haben
  • er/sie/es werde zernagt haben
  • wir werden zernagt haben
  • ihr werdet zernagt haben
  • sie/Sie werden zernagt haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte zernagt
  • du hättest zernagt
  • er/sie/es hätte zernagt
  • wir hätten zernagt
  • ihr hättet zernagt
  • sie/Sie hätten zernagt

II Futur 1

  • ich würde zernagen
  • du würdest zernagen
  • er/sie/es würde zernagen
  • wir würden zernagen
  • ihr würdet zernagen
  • sie/Sie würden zernagen

II Futur 2

  • ich würde zernagt haben
  • du würdest zernagt haben
  • er/sie/es würde zernagt haben
  • wir würden zernagt haben
  • ihr würdet zernagt haben
  • sie/Sie würden zernagt haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Zernage! / (du) Zernag!
  • (wir) Zernagen wir!
  • (ihr) Zernagt!
  • (Sie) Zernagen Sie!

Partizip

Präsens

  • zernagend

Perfekt

  • zernagt

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Zernagen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Zernagen? Typ gewoon Zernagen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: