Werkwoordvervoeging

Zirpen

Indikativ

Präsens

  • ich zirpe
  • du zirpst
  • er/sie/es zirpt
  • wir zirpen
  • ihr zirpt
  • sie/Sie zirpen

Präteritum

  • ich zirpte
  • du zirptest
  • er/sie/es zirpte
  • wir zirpten
  • ihr zirptet
  • sie/Sie zirpten

Perfekt

  • ich habe gezirpt
  • du hast gezirpt
  • er/sie/es hat gezirpt
  • wir haben gezirpt
  • ihr habt gezirpt
  • sie/Sie haben gezirpt

Plusquamperfekt

  • ich hatte gezirpt
  • du hattest gezirpt
  • er/sie/es hatte gezirpt
  • wir hatten gezirpt
  • ihr hattet gezirpt
  • sie/Sie hatten gezirpt

Futur 1

  • ich werde zirpen
  • du wirst zirpen
  • er/sie/es wird zirpen
  • wir werden zirpen
  • ihr werdet zirpen
  • sie/Sie werden zirpen

Futur 2

  • ich werde gezirpt haben
  • du wirst gezirpt haben
  • er/sie/es wird gezirpt haben
  • wir werden gezirpt haben
  • ihr werdet gezirpt haben
  • sie/Sie werden gezirpt haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich zirpe
  • du zirpest
  • er/sie/es zirpe
  • wir zirpen
  • ihr zirpet
  • sie/Sie zirpen

II Präteritum

  • ich zirpte
  • du zirptest
  • er/sie/es zirpte
  • wir zirpten
  • ihr zirptet
  • sie/Sie zirpten

I Perfekt

  • ich habe gezirpt
  • du habest gezirpt
  • er/sie/es habe gezirpt
  • wir haben gezirpt
  • ihr habet gezirpt
  • sie/Sie haben gezirpt

I Futur 1

  • ich werde zirpen
  • du werdest zirpen
  • er/sie/es werde zirpen
  • wir werden zirpen
  • ihr werdet zirpen
  • sie/Sie werden zirpen

I Futur 2

  • ich werde gezirpt haben
  • du werdest gezirpt haben
  • er/sie/es werde gezirpt haben
  • wir werden gezirpt haben
  • ihr werdet gezirpt haben
  • sie/Sie werden gezirpt haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gezirpt
  • du hättest gezirpt
  • er/sie/es hätte gezirpt
  • wir hätten gezirpt
  • ihr hättet gezirpt
  • sie/Sie hätten gezirpt

II Futur 1

  • ich würde zirpen
  • du würdest zirpen
  • er/sie/es würde zirpen
  • wir würden zirpen
  • ihr würdet zirpen
  • sie/Sie würden zirpen

II Futur 2

  • ich würde gezirpt haben
  • du würdest gezirpt haben
  • er/sie/es würde gezirpt haben
  • wir würden gezirpt haben
  • ihr würdet gezirpt haben
  • sie/Sie würden gezirpt haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Zirpe!
  • (wir) Zirpen wir!
  • (ihr) Zirpt!
  • (Sie) Zirpen Sie!

Partizip

Präsens

  • zirpend

Perfekt

  • gezirpt

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Zirpen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Zirpen? Typ gewoon Zirpen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: