Duitse werkwoorden vervoegen

Werkwoordvervoeging

Vervoegen Zurechtweisen In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich weise zurecht
  • du weist zurecht
  • er/sie/es weist zurecht
  • wir weisen zurecht
  • ihr weist zurecht
  • sie/Sie weisen zurecht

Präteritum

  • ich wies zurecht
  • du wiest zurecht
  • er/sie/es wies zurecht
  • wir wiesen zurecht
  • ihr wiest zurecht
  • sie/Sie wiesen zurecht

Präsens Nebensatz

  • ich zurechtweise
  • du zurechtweist
  • er/sie/es zurechtweist
  • wir zurechtweisen
  • ihr zurechtweist
  • sie/Sie zurechtweisen

Präteritum Nebensatz

  • ich zurechtwies
  • du zurechtwiest
  • er/sie/es zurechtwies
  • wir zurechtwiesen
  • ihr zurechtwiest
  • sie/Sie zurechtwiesen

Perfekt

  • ich habe zurechtgewiesen
  • du hast zurechtgewiesen
  • er/sie/es hat zurechtgewiesen
  • wir haben zurechtgewiesen
  • ihr habt zurechtgewiesen
  • sie/Sie haben zurechtgewiesen

Plusquamperfekt

  • ich hatte zurechtgewiesen
  • du hattest zurechtgewiesen
  • er/sie/es hatte zurechtgewiesen
  • wir hatten zurechtgewiesen
  • ihr hattet zurechtgewiesen
  • sie/Sie hatten zurechtgewiesen

Futur 1

  • ich werde zurechtweisen
  • du wirst zurechtweisen
  • er/sie/es wird zurechtweisen
  • wir werden zurechtweisen
  • ihr werdet zurechtweisen
  • sie/Sie werden zurechtweisen

Futur 2

  • ich werde zurechtgewiesen haben
  • du wirst zurechtgewiesen haben
  • er/sie/es wird zurechtgewiesen haben
  • wir werden zurechtgewiesen haben
  • ihr werdet zurechtgewiesen haben
  • sie/Sie werden zurechtgewiesen haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich weise zurecht
  • du weisest zurecht
  • er/sie/es weise zurecht
  • wir weisen zurecht
  • ihr weiset zurecht
  • sie/Sie weisen zurecht

II Präteritum

  • ich wiese zurecht
  • du wiesest zurecht
  • er/sie/es wiese zurecht
  • wir wiesen zurecht
  • ihr wieset zurecht
  • sie/Sie wiesen zurecht

I Präsens Nebensatz

  • ich zurechtweise
  • du zurechtweisest
  • er/sie/es zurechtweise
  • wir zurechtweisen
  • ihr zurechtweiset
  • sie/Sie zurechtweisen

II Präteritum Nebensatz

  • ich zurechtwiese
  • du zurechtwiesest
  • er/sie/es zurechtwiese
  • wir zurechtwiesen
  • ihr zurechtwieset
  • sie/Sie zurechtwiesen

I Perfekt

  • ich habe zurechtgewiesen
  • du habest zurechtgewiesen
  • er/sie/es habe zurechtgewiesen
  • wir haben zurechtgewiesen
  • ihr habet zurechtgewiesen
  • sie/Sie haben zurechtgewiesen

I Futur 1

  • ich werde zurechtweisen
  • du werdest zurechtweisen
  • er/sie/es werde zurechtweisen
  • wir werden zurechtweisen
  • ihr werdet zurechtweisen
  • sie/Sie werden zurechtweisen

I Futur 2

  • ich werde zurechtgewiesen haben
  • du werdest zurechtgewiesen haben
  • er/sie/es werde zurechtgewiesen haben
  • wir werden zurechtgewiesen haben
  • ihr werdet zurechtgewiesen haben
  • sie/Sie werden zurechtgewiesen haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte zurechtgewiesen
  • du hättest zurechtgewiesen
  • er/sie/es hätte zurechtgewiesen
  • wir hätten zurechtgewiesen
  • ihr hättet zurechtgewiesen
  • sie/Sie hätten zurechtgewiesen

II Futur 1

  • ich würde zurechtweisen
  • du würdest zurechtweisen
  • er/sie/es würde zurechtweisen
  • wir würden zurechtweisen
  • ihr würdet zurechtweisen
  • sie/Sie würden zurechtweisen

II Futur 2

  • ich würde zurechtgewiesen haben
  • du würdest zurechtgewiesen haben
  • er/sie/es würde zurechtgewiesen haben
  • wir würden zurechtgewiesen haben
  • ihr würdet zurechtgewiesen haben
  • sie/Sie würden zurechtgewiesen haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Weise zurecht!
  • (wir) Weisen wir zurecht!
  • (ihr) Weist zurecht!
  • (Sie) Weisen Sie zurecht!

Partizip

Präsens

  • zurechtweisend

Perfekt

  • zurechtgewiesen
Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Zurechtweisen,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Zurechtweisen? Typ gewoon Zurechtweisen in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: