Werkwoordvervoeging

Vervoegen Kaudern In het Duits

Indikativ

Präsens

  • ich kaudere
  • du kauderst
  • er/sie/es kaudert
  • wir kaudern
  • ihr kaudert
  • sie/Sie kaudern

Präteritum

  • ich kauderte
  • du kaudertest
  • er/sie/es kauderte
  • wir kauderten
  • ihr kaudertet
  • sie/Sie kauderten

Perfekt

  • ich habe gekaudert
  • du hast gekaudert
  • er/sie/es hat gekaudert
  • wir haben gekaudert
  • ihr habt gekaudert
  • sie/Sie haben gekaudert

Plusquamperfekt

  • ich hatte gekaudert
  • du hattest gekaudert
  • er/sie/es hatte gekaudert
  • wir hatten gekaudert
  • ihr hattet gekaudert
  • sie/Sie hatten gekaudert

Futur 1

  • ich werde kaudern
  • du wirst kaudern
  • er/sie/es wird kaudern
  • wir werden kaudern
  • ihr werdet kaudern
  • sie/Sie werden kaudern

Futur 2

  • ich werde gekaudert haben
  • du wirst gekaudert haben
  • er/sie/es wird gekaudert haben
  • wir werden gekaudert haben
  • ihr werdet gekaudert haben
  • sie/Sie werden gekaudert haben

Konjunktiv

I Präsens

  • ich kaudere
  • du kauderest
  • er/sie/es kaudere
  • wir kauderen
  • ihr kauderet
  • sie/Sie kauderen

II Präteritum

  • ich kauderte
  • du kaudertest
  • er/sie/es kauderte
  • wir kauderten
  • ihr kaudertet
  • sie/Sie kauderten

I Perfekt

  • ich habe gekaudert
  • du habest gekaudert
  • er/sie/es habe gekaudert
  • wir haben gekaudert
  • ihr habet gekaudert
  • sie/Sie haben gekaudert

I Futur 1

  • ich werde kaudern
  • du werdest kaudern
  • er/sie/es werde kaudern
  • wir werden kaudern
  • ihr werdet kaudern
  • sie/Sie werden kaudern

I Futur 2

  • ich werde gekaudert haben
  • du werdest gekaudert haben
  • er/sie/es werde gekaudert haben
  • wir werden gekaudert haben
  • ihr werdet gekaudert haben
  • sie/Sie werden gekaudert haben

II Plusquamperfekt

  • ich hätte gekaudert
  • du hättest gekaudert
  • er/sie/es hätte gekaudert
  • wir hätten gekaudert
  • ihr hättet gekaudert
  • sie/Sie hätten gekaudert

II Futur 1

  • ich würde kaudern
  • du würdest kaudern
  • er/sie/es würde kaudern
  • wir würden kaudern
  • ihr würdet kaudern
  • sie/Sie würden kaudern

II Futur 2

  • ich würde gekaudert haben
  • du würdest gekaudert haben
  • er/sie/es würde gekaudert haben
  • wir würden gekaudert haben
  • ihr würdet gekaudert haben
  • sie/Sie würden gekaudert haben

Imperativ

Präsens

  • (du) Kaudere! / (du) Kauder! / (du) Kaudre!
  • (wir) Kaudern wir!
  • (ihr) Kaudert!
  • (Sie) Kaudern Sie!

Partizip

Präsens

  • kaudernd

Perfekt

  • gekaudert

Als je moeite hebt met de vervoeging van het Duitse werkwoord Kaudern,bekijk dan onze Duitse lessen!! Vatefaireconjuguer is een gratis online werkwoordvervoeger gemaakt door Gymglish. Gymglish, opgericht in 2004, creëert leuke, gepersonaliseerde online taalcursussen: een cursus Engels online, cursus Spaans online, cursus Duits online, cursus Frans online, cursus Italiaans online en meer. Je kunt er alle Duits werkwoorden vervoegen (alle groepen) in elke tijds- en aspectvorm: Präteritum, Präsens, Futur I, futur II, Futur II, Perfekt, Plusquamperfekt, Subjonctif I, Subjonctif II, Imperativ, etc. Niet zeker hoe je een werkwoord moet Kaudern? Typ gewoon Kaudern in onze zoekbalk om de Duitse vervoeging ervan te bekijken. Je kunt ook een zin vervoegen, bijvoorbeeld 'leer een werkwoord!' Om je spelling te verbeteren, biedt Gymglish ook online cursussen Duits aan en krijg je toegang tot veel Duitse grammatica, spellings- en vervoegingsregels om de taal onder de knie te krijgen! Bekijk ook onze andere online werkwoordvervoegers: Spaanse werkwoorden vervoegen, Franse werkwoorden vervoegen, Italiaanse werkwoorden vervoegen, Engelse werkwoorden vervoegen (onregelmatige Engelse werkwoorden, modale Engelse werkwoorden).
Download gratis onze vervoeg-apps: